Belangrijke lessen uit overkoepelend onderzoek naar tien Koers en kansen-pilots over re-integratie ex-gedetineerden
Vandaag is een plan- en procesevaluatie verschenen van tien Koers en kansen-pilots die specifiek gericht zijn op de re-integratie van ex-gedetineerden en de continuïteit van de zorg en begeleiding die zij nodig hebben. Het onderzoek is uitgevoerd door bureau EMMA in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Het doel van het onderzoek is leerervaringen te verzamelen en de succesvolle aspecten van de pilots te benoemen zodat die een plek kunnen krijgen in de staande praktijk van de sanctieuitvoering, zowel in de pilotregio als elders. Belangrijke les: neem de ruimte om te pionieren, maar werk expliciet.
De evaluatie bestaat uit twee delen. Allereerst is op basis van de projectplannen bekeken wat de projecten beogen met hun plan van aanpak en waarop ze dat baseren. Vervolgens is geëvalueerd hoe de plannen in de praktijk zijn uitgevoerd.
De tien pilots zijn als één geheel onderzocht om antwoord te krijgen op de vraag: wat leert dit type pilot ons? Er is gezocht naar een rode draad in de manier waarop al deze pilots hetzelfde doel proberen te bereiken, namelijk het terugdringen van recidive door een succesvolle maatschappelijke re-integratie van ex-gedetineerden. Zodat het gemeentelijk domein, de zorg en de overige netwerkpartners in het justitiedomein, al tijdens de uitvoering maar zeker ook daarna, er leerervaringen en lessen uit kunnen halen.

Eerdere hulp aan ‘vergeten’ doelgroepen
De projecten gaan in hun aanpak (deels) uit van al bekende, effectieve interventies om ex-gedetineerden goed te laten re-integreren. Het vernieuwende van de pilots zit dan ook niet zozeer in de ontwikkeling van nieuwe interventies, maar meer in de toepassing van al bestaande interventies.
Zo zijn de doelgroepen waarop de pilots zich richten groepen die in de reguliere setting vaker vergeten worden, zoals kortgestraften en delinquenten met een licht verstandelijke beperking of multiproblematiek.
Daarnaast zijn de pilots vernieuwend omdat de hulp en begeleiding die een gedetineerde nodig heeft voor een goede terugkeer in de maatschappij al vroeg samen met de gedetineerde in kaart worden gebracht én de interventies worden ingezet in een vroeger stadium dan gebruikelijk is. Bijvoorbeeld al voor of tijdens de eerste weken van detentie. In sommige pilots blijft de doelgroep continu in beeld.
Innoveren in coronatijd: een hele uitdaging
De onderzoekers constateren dat de onderzochte projecten vooral werkten aan het vormen van een samenwerkingsnetwerk, het vinden van commitment bij relevante partners en aan een mentaliteitsverandering (doen wat nodig is). Zelf overtuigd zijn van het belang van het eigen project betekent namelijk niet dat anderen dat automatisch ook zijn.
Werken aan cultuurverandering betekent ‘elkaar ontmoeten’ en dat, zo schrijven de onderzoekers, werd een stuk moeilijker door alle coronamaatregelen. Hetzelfde geldt voor het realiseren van een structurele samenwerking tussen gemeenten, reclassering, de penitentiaire inrichtingen (PI) en de verschillende zorgpartijen. Voor een goede re-integratie van ex-gedetineerden is dat nodig. Maar online-faciliteiten voldeden zeker in het begin van de pandemie lang niet altijd. Bovendien zorgde Covid-19 voor een lagere instroom van cliënten vanwege het noodgedwongen terugschroeven van de caseload.
Elkaar kennen is succesfactor
Een andere waarneming van de onderzoekers is dat het contact en de communicatie tussen verschillende disciplines, bijvoorbeeld tussen casemanagers van de PI's en nazorgcoördinatoren van gemeenten, wisselend verloopt en sterk afhankelijk is van al bestaande relaties. Ook regionale plaatsing van gedetineerden – nog geen standaard - helpt om duurzame relaties op te bouwen, elkaar te leren kennen en elkaar weten te vinden.
Als er formele wegen bewandeld moeten worden om met elkaar in contact te komen, dan blijkt het gemakkelijk mis te gaan. Even contact opnemen met een samenwerkingspartner wordt lastig als je niet weet wie je precies moet hebben. Met als gevolg dat meldingen van in- en uitstroom blijven liggen, en nazorgtrajecten niet tijdig worden opgestart.
Belangrijke les: werk expliciet
Een pilot uitvoeren betekent pionieren: werkende weg uitvinden wat werkt en waarom. Dankzij het niet-geoormerkte geld vanuit Koers en kansen kreeg de uitvoering ruimte om te experimenteren met een integrale aanpak, doen wat nodig is en maatwerk. Tegelijkertijd zien de onderzoekers dat deze vrijheid er ook toe heeft geleid dat in de pilots bepaalde aspecten niet zijn meegenomen die wel nodig zijn om optimaal profijt te hebben van een experiment.
Zo is in de meeste projecten veel overgelaten aan het vakmanschap van de individuele professional, een van de veranderlijnen van Koers en kansen. Maar de onderzoekers constateren dat daardoor het zicht op de manier waarop dat vakmanschap is ingevuld uit het oog is verloren. In de pilots is vaak aan de voorkant niet helder afgesproken welke interventie gekozen moest worden bij welke ex-gedetineerde, hoe je die aanpak in de praktijk organiseert en wanneer je kunt zeggen dat een casus succesvol is afgesloten. Dit betekent dat je achteraf moeilijk kunt vaststellen wat succesvol is geweest in een pilot. Deze onduidelijkheid maakt het ook lastig om een project op te schalen en (elders) te implementeren in de reguliere werkprocessen. Dit is een belangrijke les.
Met conclusies aan de slag
De conclusies van dit onderzoek zullen worden gebruikt om de nog lopende Koers en kansen-projecten bij te sturen, bij een eventuele toekenning van nieuwe of vervolgprojecten, en ook bij het verduurzamen van de pilotpraktijken in de reguliere werkprocessen.
De tien onderzochte pilots zijn: Tussenwoningvoorziening voor ex-gedetineerden, Resocialisatie gedetineerden met een licht verstandelijke beperking, Levensloopconsulent, Transforensisch maatwerk, 3Noord, Doorontwikkeling nazorgaanpak, Pak je kans, Kortgestraft langdurig nut, Samen starten in Zwolle en Zutphen. Kijk voor meer informatie over deze pilots in het projectenlab bij het thema Continuïteit van interventies en Verbinding forensische zorg met reguliere GGZ.