INTERVIEW Jorrit de Boer. Over maatwerk voor mensen met zware multiproblematiek die voor grote maatschappelijke problemen zorgen

Veel gemeenten hebben ermee te maken: inwoners met een justitieel verleden die kampen met zware psychiatrische problematiek of een ernstige gedragsstoornis en ook nog eens verslaafd of licht verstandelijk beperkt kunnen zijn. Mensen die steeds opnieuw zorgen voor grote overlast, onveiligheid en criminaliteit. Te vaak krijgen ze niet de begeleiding en behandeling die nodig is om dat te voorkomen. Ze voldoen niet aan bepaalde criteria en kunnen daarom nergens terecht. Om dit patroon bij deze doelgroep te doorbreken, startte eind 2018 in Tilburg het Transforensisch team (TFT), een pilot van Koers en kansen. Vanuit diverse organisaties werken professionals daarin samen. Zo combineert het team expertise uit de forensische en algemene psychiatrie, de verslavingszorg en de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking. Jorrit de Boer is projectleider en vanaf de start bij de pilot betrokken vanuit de gemeente Tilburg. Per mei vertrekt hij naar een andere baan en draagt het projectleiderschap over aan zijn collega Sandra Timmermans. Nog even geëngageerd als in het begin vertelt De Boer aan Koers en kansen over zijn ervaringen. ‘Deze groep mag niet tussen wal en schip vallen. Het kan beter. Het moet beter.’

Jorrit de Boer praat bedachtzaam, zijn betrokkenheid is het hele gesprek voelbaar. ‘Onze doelgroep zoekt niet uit eigen beweging hulp. Zoals de man die in de war is, door Tilburg zwerft in afwachting van zijn straf en veel trammelant geeft. Hij wantrouwt mensen, de hulpverlening en overheidsinstanties. Daar begint het contact vanuit het TFT. Heel voorzichtig. Zo nodig door de brievenbus. Stap voor stap het vertrouwen opbouwen, altijd met twee teamleden. Om iemand te verleiden tot de zorg die hij zo hard nodig heeft.
‘Steeds dezelfde persoon is daarom zo ontzettend belangrijk. Dat betekent dat je de behandeling of begeleiding soms moet doorzetten op een andere plek. Voor ons maakt het niet uit waar een cliënt zich bevindt. Of dat nou in de psychiatrie is, achter de gevangenismuren, op straat of in een eigen onderkomen.’

Jorrit de Boer: 'Zodra we merken dat iets doeltreffend en doelmatig is, zouden we ervoor moeten zorgen dat het rechtmatig wordt.'

Wat is het verschil tussen het TFT en de landelijke pilot ‘Ketenveldnorm levensloopfunctie en beveiligde intensieve zorg’?

De Boer: ‘Onze manier van werken lijkt in de kern heel erg op de huidige, landelijke pilot Ketenveldnorm. Er zijn een paar verschillen. Wij werken met verschillende organisaties samen: GGzBreburg, Novadic-kentron, Amarant, Fivoor, Zorg- en Veiligheidhuis en Gemeente Tilburg. Dit transorganisatorisch samenwerken brengt een ander soort dynamiek met zich mee dan wanneer je alle expertise binnen één instelling hebt, wat in bepaalde regio’s van de pilot Ketenveldnorm het geval kan zijn. En onze regio, Midden-Brabant, is kleiner dan de spanwijdte die de Ketenveldnorm voor ogen heeft.

‘Transorganisatorisch samenwerken brengt een ander soort dynamiek met zich mee dan wanneer je alle expertise binnen één instelling hebt’

‘Ons experiment is ook geen officiële pilot van de Ketenveldnorm. Wij zijn destijds gestart omdat we in Midden-Brabant een levensloopgerichte oplossing zochten voor een complexe doelgroep.  Dat die ambitie samenvalt met die van de huidige Ketenveldnorm is een win-win situatie. De pilot Ketenveldnorm en onze pilot werken als het ware naar elkaar toe. Samen komen zo alle mogelijke fases van een levensloop in beeld. En zo krijgt de levensloopbenadering in al zijn facetten vorm.’

Heeft de pilot jouw kijk op het zorg- en veiligheidsdomein veranderd?

De Boer: ‘Wat ik ten volle ben gaan beseffen is dat de kracht om te innoveren in de uitvoerende professionals zit. Want in het contact met een cliënt voelen zij dondersgoed aan wat nodig is om iemand écht te helpen. Geef hun daarom vrije speelruimte en het vertrouwen datgene te doen wat hun goeddunkt.

‘Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat een psychiater met een cliënt gaat afwassen om zo het vertrouwen te winnen voor het kunnen starten van een behandeling. Het zijn deze zachte aspecten die het verschil maken. Je kunt als management het proces nog zo goed inrichten en beheersmatige prikkels invoeren om de uitvoering te sturen, maar daar zit ‘t ‘m niet in. Hetzelfde geldt voor de richtlijnen en kwaliteitsnormen die in de loop der tijd allemaal zijn ontworpen. Die neem je als professional natuurlijk mee in je rugzak, maar wil je flexibel kunnen inzetten.’

‘De kracht om te innoveren zit in de uitvoerende professionals. Geef hun daarom vrije speelruimte en het vertrouwen datgene te doen wat hun goeddunkt’

En juist die zachte aspecten vragen om een nieuwe manier van financieren?

De Boer: ‘Het gaat om twee vragen: hoe lossen we de huidige schotten in de financiering op én hoe gaan we om met zinvolle, maar in het huidige stelsel nog niet-declarabele uren. Met zulke niet-declarabele uren heeft het TFT regelmatig te maken.

‘Zo krijgt een cliënt in het huidige stelsel een indicatie voor een x aantal uren zorg of begeleiding. Zijn die uren op, dan krijg je daarna niets meer vergoed. Met een bakje koffie even horen hoe het gaat, om vinger aan de pols te houden, wordt niet meer betaald. Dat staat haaks op de essentie van levensloopgericht werken waar de pilot voor staat. Je wil juist tijdig signalen krijgen dat er opnieuw iets aan de hand is. Dat kan trouwens op de lange termijn ook nog eens veel kosten besparen.

‘Met zinvolle, maar in het huidige stelsel niet-declarabele uren heeft het TFT regelmatig te maken’

‘Op dit moment loopt er een maatschappelijke kosten-baten-analyse naar het TFT. De eerste onderzoeksresultaten lijken de voordelen van onze aanpak te bevestigen. Dat is natuurlijk mooi. Tegelijkertijd maakt zo’n MKBA me een beetje kriegel. Iedereen in de praktijk is er al van overtuigd dat het TFT meerwaarde heeft. Wij zíen de effecten. Hoe zinnig is dan nog zo’n MKBA?

‘Tegelijkertijd maak ik me zorgen. Zie maar eens alle waardevolle resultaten van het TFT te vertalen naar een MKBA. Vertel mij maar eens: wat is het waard dat de familie zo enorm blij is dat een cliënt weer in rustiger vaarwater is gekomen. Zoiets komt nooit in een MKBA terug, maar is onbetaalbaar.’

Denk je dat het TFT structureel kan worden in jullie regio?

De Boer: ‘Honderd procent ja. Ik geloof dat we het kunnen verduurzamen en het financieel zo kunnen regelen dat er een budgetfinanciering komt.

‘We zijn aangehaakt bij de landelijke Ketenveldnorm. In die pilot denken ze na over een vergelijkbaar financieel issue. En ons financieringsvraagstuk zouden we graag willen voorleggen aan een denktank die bestaat uit deskundigen uit de verzekerings- en de financiële wereld en zich buigt over wicked problems in relatie tot beleidsinnovaties. Ook gebeurt het nodige regionaal. Onlangs heeft de Tilburgse wethouder Dols in onze regio een bestuurlijk overleg geïnitieerd over de financiering van de complexe casuïstiek waar ons team mee te maken heeft. Dus vooralsnog zie ik allerlei groene seinen voor het vinden van een oplossing.’

Is falen voor jou een optie?

De Boer: ‘Koers en kansen is altijd duidelijk geweest: je doet een experiment en dat mag mislukken. Je mag fouten maken. Het lerend effect staat bovenaan. Maar toen we aan de slag gingen met de borging en verduurzaming van het TFT en geconfronteerd werden met alle financiële ingewikkeldheden die dat met zich meebracht, merkten we dat het structureel maken van het TFT een doel op zich werd. Als we dat doel niet zouden halen, dan hadden we het gevoel te falen. Dat was het moment om expliciet tegen elkaar te zeggen: natuurlijk hebben we die stip aan de horizon, maar alle lessen en inzichten die we hieruit ophalen, zijn ook ontzettende waardevol.

‘Je doet een experiment en dat mag mislukken. Je mag fouten maken. Het lerend effect staat bovenaan’

Waarom is het zo lastig om op financieringsvlak een doorbraak te realiseren?

De Boer: ‘Het punt is nu: wie beslist op welk moment dat we het anders gaan doen? Er lijkt een breed draagvlak te zijn voor onze manier van werken, maar binnen het huidige stelsel is de financiering lastig. Iedereen kijkt naar iedereen als het gaat om de financiële randvoorwaarden, zonder dat er iets verandert. Het Rijk verwijst naar de regio, naar gemeenten en zorgverzekeraars. De regio zegt: nee, het Rijk heeft hierin een belangrijke rol. Zo houden we de oude situatie in stand.

‘Iedereen kijkt naar iedereen als het gaat om de financiële randvoorwaarden, zonder dat er iets verandert’

‘Het credo is nu: we wachten het nieuwe kabinet af. Maar zeggen: daar moet de politiek iets van vinden, is te gemakkelijk. Er moet eenvoudigweg iemand zijn die het initiatief neemt om een doorbraak te forceren.

‘Let wel: we willen in Midden-Brabant doorgaan met een TFT, het is een goede aanpak voor een groot probleem, veroorzaakt door mensen met erg complexe problematiek. Het TFT wil door kunnen blijven gaan met de begeleiding, de behandeling. Maar als er geen oplossing komt voor de financiering, dragen de zorgaanbieders zoals GGZ Breburg een groot financiële risico. Zij zullen veel kosten gaan maken, die na de pilot niet meer gedekt zijn.

‘Ook een paradigmawisseling zou kunnen helpen. Nu werken de meeste instellingen volgens de drie principes rechtmatigheid, doelmatigheid, doeltreffendheid. In deze volgorde. Kan het niet volgens de wet en regelgeving, dan doen we het ook niet. De vraag of iets doelmatig en doeltreffend is, wordt dan niet meer gesteld. Ik zou het juist sterk vinden als we deze drietrap niet rigide hanteren en we ook andersom gaan redeneren. Zodra we merken dat iets doeltreffend en doelmatig is, zouden we ervoor moeten zorgen dat het rechtmatig wordt.

‘Het kan toch niet zo zijn dat we iets dat essentieel is voor burgers achterwege laten vanwege de regels. Die regels hebben we zelf verzonnen’

‘Ik kan heel boos worden wanneer iemand zegt: het kan niet volgens de regels en dan doen we het ook niet. Hoe denken we de samenleving  daarmee verder te helpen? Alsof het probleem daarmee is opgelost. De overheid moet in dienst staan van de maatschappij. Het kan toch niet zo zijn dat we iets dat voor burgers essentieel is, achterwege laten vanwege de regels. Die regels hebben we zelf verzonnen, hè.’

Wat is een advies dat je zou willen meegeven aan anderen die op het snijvlak van zorg en veiligheid pilots doen?

De Boer: ‘We praten in deze wereld zo graag. Maar samenwerken begint met goed luisteren. In deze pilot heb ik gemerkt hoe belangrijk het is om onbevangen te luisteren naar samenwerkingspartners. Daardoor ben ik pas echt gaan begrijpen met welke onderwerpen zij in hun dagelijkse werk geconfronteerd worden. En mijn waardering voor hen is enorm gegroeid in de meest brede zin van het woord.
 

‘Samenwerken begint met goed luisteren’

‘En een ander dringend advies, dat jammer genoeg verre van spannend klinkt: bouw momenten van reflectie in, evalueer. Wat is het initiële idee. Hoe staan we ervoor. Hoe zit iedereen erbij? Moeten we onze richting aanpassen?

‘Reflecteren voelt voor veel mensen als stilstaan, en we willen juist verder. We hebben het liever over de toekomst, over ambities en idealen. Door terug te kijken, krijgt je juist grip op die toekomst. En na een reflectiemoment merkten wij dat we met hernieuwde energie konden doorstarten.

‘Door te reflecteren kun je ook nagaan: waar wij nu tegenaan lopen, herkennen we dat probleem ook vanuit een andere context. En wat werkt daar wel of niet? En kun je wat daar werkt misschien toepassen in je eigen setting. Wij doen dat bijvoorbeeld om een oplossing te vinden op financieel vlak.

‘Door terug te kijken, krijgt je juist grip op de toekomst’

De Boer: ‘En ik heb nog een interessante ervaring voor de blauwe types onder ons, types als ik, die van tevoren al precies alles willen uittekenen. In de pilot hebben we ervoor gekozen om gewoon maar te starten en te zien wat we tegenkwamen. Problemen pas te tackelen als we ertegenaan liepen. Ook omdat het zulke complexe materie is en we op voorhand simpelweg niet alles konden voorzien, laat staan alle antwoorden hadden.' En dan droog: ‘Ik moest constateren dat er inderdaad meerdere wegen naar Rome leiden. En ik denk dat we op mijn manier nog steeds alleen maar aan het praten waren.’