Beproefde preventie-methode COSA nu ook voor ex-zedendelinquenten zonder toezicht
Eenzaamheid, maatschappelijke afwijzing en een sociaal isolement: het zijn drie belangrijke factoren die het risico vergroten op recidive bij mensen die een zedendelict hebben gepleegd. In de nazorg van ex-zedendelinquenten horen deze risicofactoren dan ook een centrale plek te krijgen. Geen toeval dus dat dit de kern is van de bewezen effectieve resocialisatie-aanpak COSA (Circles of Support and Accountability). Deze aanpak richtte zich oorspronkelijk alleen op ex-zedendelinquenten die resocialiseren in een zogeheten gedwongen kader, met verplicht reclasseringstoezicht. Vanuit Koers en kansen heeft het lectoraat Transmuraal Herstelgericht Werken van Avans Hogeschool deze methodiek doorontwikkeld voor het vrijwillige kader. De naam zegt het al: het is dan de keuze van de ex-zedendelinquent zelf om op deze manier begeleid te worden. Exodus Nederland wil de methodiek nu in heel Nederland inzetten, te beginnen met de regio’s Zuid-Nederland en Zuid-Holland. Hierover worden momenteel gesprekken gevoerd met verschillende gemeenten. Roos Wisse, directeur-bestuurder van Exodus Zuid-Nederland: ‘Een gemeente wil niet dat er iets misgaat op dit gebied.’
De COSA-aanpak komt er kortgezegd op neer dat drie tot vijf gericht opgeleide vrijwilligers (de zogenoemde binnencirkel) iemand die is veroordeeld voor een zedendelict of is behandeld vanwege het risico daarop (het kernlid) steunen bij de terugkeer in de samenleving, met oog voor eventuele risico’s op terugval. Een buitencirkel van professionals die bij de zorg en begeleiding van de ex-zedendelinquent zijn betrokken, ondersteunt en superviseert de binnencirkel. Een professionele cirkelcoördinator coacht de vrijwilligers bij hun werk en zorgt voor de informatie-uitwisseling tussen binnen- en buitencirkel.
Uit diverse onderzoeken blijkt dat de recidive met de COSA-methodiek, toegepast in het gedwongen kader, flink daalt: in de COSA-groep is de recidive enkele procenten, in de controlegroep schommelt het percentage rond de twintig procent.

Geen toezicht: gemeente staat er dan vaak alleen voor
De COSA-aanpak richtte zich tot voor kort alleen op ex-zedendelinquenten die resocialiseren in een gedwongen kader. Maar de aanpak kan ook, of misschien wel juist, bij ex-zedendelinquenten in het vrijwillige kader helpen om een vinger aan de pols te houden. Deze groep komt namelijk terug in de maatschappij zonder voorwaarden of heeft een verplicht traject met voorwaarden afgerond. Er is geen toezicht, en vaak ook geen ondersteuning en zorg meer. De gemeente staat er dan vaak alleen voor, terwijl er sprake kan zijn van een flink risico op recidive. Bijvoorbeeld omdat de situatie van de persoon in kwestie verslechtert.
Aanleiding voor het lectoraat Transmuraal Herstelgericht Werken van Avans Hogeschool om de oorspronkelijke COSA-methodiek op basis van twee proefcirkels door te ontwikkelen voor het vrijwillige kader onder de noemer COSA VK. Vanuit de bevindingen uit deze Koers en kansen-pilot gaat Exodus NL de methodiek nu in het gehele land aanbieden. Inmiddels hebben zich daarvoor al negen gemeenten gemeld.
‘Het is geen aaibare doelgroep, maar wel een die absolute aandacht verdient’
Methodiek staat als huis, maar is een intensieve methodiek
‘Vooralsnog richten we ons op de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zuid-Holland. Met de ervaringen die we daar opdoen, gaan we op termijn landelijk aan de slag,’ zegt Wisse. ‘Een gemeente heeft een ex-zedendelinquent als inwoner die niet onder reclasseringstoezicht staat en heeft dan vragen als: Hoe pakken we de onrust aan? Hoe de risico’s? En nog belangrijker: Hoe zien we erop toe dat deze burger kan en mag re-integreren in onze gemeente en zorgen we tegelijkertijd voor een veilige samenleving? Bij een gemiddeld of hoog recidive-risico is dat aanleiding om met die gemeente over de COSA VK-begeleiding in gesprek te gaan,’ vertelt ze, ‘dan heb je meteen het belang op tafel.' Ze beaamt: ex-zedendelinquenten, het is geen aaibare doelgroep. 'Maar wel een die absolute aandacht verdient. Gemeenten willen natuurlijk niet dat hier iets misgaat', zo legt Roos Wisse uit. ‘De COSA-methodiek staat weliswaar als een huis, maar het is een intensieve en dus kostbare methodiek. Preventie kost nu eenmaal geld. Tegelijkertijd heeft een gemeente er veel baat bij dat iemand niet recidiveert. Vanuit veiligheid, maar ook financieel. Het voorkomt kosten in de keten van slachtoffers, politie, justitie en behandeling.’
In een business case, gebaseerd op een fictieve, maar realistische casus, zijn de juridische en maatschappelijke kosten van een zedenrecidive afgezet tegen de kosten van de COSA VK-aanpak. Hieruit blijkt dat iedere euro die aan een COSA VK-aanpak wordt uitgegeven een besparing lijkt op te leveren van 4,5 euro. Dit is in lijn met internationale kosten- batenanalyses van COSA.
'Het gaat om actieleren. Geen dichtgetimmerd plan’
Vanuit de concrete casus gaan de collega’s van Wisse met de gemeenten, zorginstellingen en andere partijen onderzoeken wat in die situatie het beste past. ‘Het is actieleren,’ zegt Wisse. Ze gelooft niet in een dichtgetimmerd plan: ‘Het is steeds maatwerk. Vanuit een korte inhoudelijke offerte en een goede kostprijsberekening starten we. En daarna bekijken we wat wél kan, en als dat niet de COSA VK-aanpak volgens het boekje is: prima.’
‘Het gesprek met gemeenten zal al snel gaan over geld,’ verwacht Wisse. ‘Hoe gaan zij het financieren betekent ook hoe kunnen we bij hen de financiële noden verlichten?’ Ze wil daar zeker ook ziektekostenverzekeraars bij betrekken en ook de landelijke overheid. ‘Want waar ligt de verantwoordelijkheid van de ministeries van justitie en volksgezondheid, en waar die van de gemeente?’
‘Hoe gaan gemeenten het financieren betekent ook: hoe kunnen we bij hen de financiële noden verlichten?’
Regionale COSA-cirkels voor kleine gemeenten
Een voorzichtige schatting is dat een gemeente per 100 000 inwoners met 1 á 2 ex-zedendelinquenten per jaar te maken krijgt die niet (meer) onder toezicht staan. De verwachting is dat de grotere gemeenten meer interesse zullen hebben in de COSA VK-methodiek, omdat ze meer ex-zedendelinquenten binnen hun gemeentegrenzen zullen hebben. ‘Maar de ervaring leert,’ zo geeft Wisse aan, ‘dat in dorpen de sociale inclusie van een ex-zedendelinquent nog lastiger is. In zo’n kleine gemeenschap weet iedereen wat diegene heeft gedaan. Dat geeft veel onrust. En ze hebben een minder breed opgezette hulpverlening. Een COSA-cirkel uit de regio kan zo’n kleine gemeente dan helpen bij die complexe situatie.’
Bij gemeenten steeds meer aandacht voor preventie
Wisse merkt dat steeds meer gemeenten vanuit een preventiekader willen werken. ‘Ook in partijprogramma’s zie je dat voor preventie terecht steeds meer aandacht komt.’ Bij de groep ex-zedendelinquenten gaat het dan over termen als sociale inclusie en maatschappelijk draagvlak. ‘Het mooie is dat een COSA-cirkel een afspiegeling is van die samenleving: van student tot 60plus.’
Wisse vertelt dat de meeste ex-zedendelinquenten helemaal niet opnieuw in de fout willen gaan. ‘Maar ze kunnen zich totaal alleen voelen en niet welkom in de samenleving. Het werkt enorm positief als iemand uit die samenleving dan naast je gaat staan en je vertrouwen geeft.’